Zzp'er of toch werknemer? Dat hangt in nieuwe wet af van de ‘inbedding’

Werken met zzp’ers is voor bedrijven vaak goedkoper. Zo concurreren ze op arbeidsvoorwaarden, terwijl de overheid premie-inkomsten misloopt maar de lasten wel op het bordje van de samenleving terecht komen. Het verschil tussen werknemers en zelfstandigen moet daarom kleiner worden, willen vakbonden en de overheid. Maar om te bepalen wie zelfstandige is of niet, is lastig in de praktijk. Belangrijk is of de werkende een gezagsverhouding heeft of zelf mag beslissen over de werkzaamheden. Daar komt binnenkort het criterium bij of de werkende ook is ‘ingebed’ in de organisatie. En bij een laag uurtarief moet de opdrachtgever straks kunnen bewijzen dat hij dat ook écht is, in plaats van werkgever.

In juli kondigde minister Van Gennip (SZW) al aan dat zij de doorgeslagen flexibiliteit in de arbeidsmarkt aan banden wil leggen. Zo zijn er stappen gezet om financiële verschillen te verkleinen door het verlagen van de zelfstandigenaftrek. Ook wordt gewerkt aan een nieuwe wet met duidelijke regels rond de vraag wanneer iemand in dienst is.

Daarnaast gaat de Belastingdienst vanaf 2025 weer controleren of bedrijven zelfstandigen eigenlijk in dienst zouden moeten nemen. De fiscus gaat bedrijven tot die tijd voorlichten en ondersteunen bij deze problematiek, waarbij het de bedoeling is dat bedrijven en burgers weer uit zichzelf de regels goed gaan toepassen.
Hopelijk zijn de regels in de nieuwe wet dan wel écht praktisch toepasbaar voor iedereen die ermee moeten werken.

Keerzijde van zelfstandig ondernemerschap
Hoewel veel zzp'ers bewust kiezen voor het ondernemerschap, is er een keerzijde aan de snelle groei van zelfstandigen in Nederland. Want daaronder zijn ook werkenden die niet voldoende verzekerd zijn tegen inkomensschokken door werkverlies en ziekte. Het kabinet is ook bezorgd dat in sectoren als de zorg en het onderwijs werknemers kiezen voor zelfstandig ondernemerschap omdat zij de werkdruk zat zijn. Dat geeft hen meer vrijheid, maar zorgt weer voor meer werkstress bij de achterblijvende werknemers.

Er is soms ook sprake van (gedwongen) schijnzelfstandigheid, waarbij werknemers als zzp’er verder moeten werken voor een bedrijf.  Dat kan leiden tot oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden op de werkvloer en tussen bedrijven. Maar er zijn ook maatschappelijke zorgen. Want als grote groepen werkenden geen premies afdragen voor het sociale zekerheidsstelsel, neemt het bereik daarvan af en kan het moeilijker worden om ook kwetsbaarder werkenden voldoende bescherming te bieden.

Geen zzp’er als er sprake is van ‘inbedding’
De huidige Wet DBA bepaalt dat opdrachtgevers standaardovereenkomsten moeten gebruiken bij de inhuur van zelfstandigen. Als dat lukt, is er min of meer zekerheid dat de opdrachtnemer niet in dienst hoort te zijn, maar écht zzp’er is. Daarbij is vooral de gezagsverhouding van belang. Wie allerhande aanwijzingen moet opvolgen bij de uitvoering van het werk, is geen echte zelfstandige, blijkt uit jurisprudentie. 

Om in de praktijk voortaan meer duidelijkheid en houvast te bieden of een werkende in loondienst is of niet, gaat het kabinet de hoofdlijn in de uitspraken van rechters in de wet vastleggen:

ZZP’ER OF WERKNEMER?

  • Worden er instructies gegeven en wordt toezicht gehouden op het werk? (ook wel aangeduid als materieel gezag)
  • Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgevende?
  • Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie? Dit kan een aanwijzing zijn voor het al dan niet bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Deze drie hoofdelementen worden de komende tijd nog verder uitgewerkt, waarbij een balans wordt gezocht waarmee in de praktijk écht kan worden gewerkt. In de zomer staat het wetsvoorstel open voor internetconsultatie en zal dan begin 2024 met de uitgewerkte wijzigingen naar de Tweede Kamer gaan.

Minimumuurtarief voor zelfstandige
Onderdeel van het wetsvoorstel is ook het minimumuurtarief als norm om te bepalen of daadwerkelijk sprake is van zelfstandigheid of niet. Onder deze norm zou een rechtsvermoeden kunnen bestaan van werknemerschap. Dit principe is ook voorgesteld in het middellangetermijnadvies van de SER.  

Het rechtsvermoeden zorgt ervoor dat als een werkende zich beroept op een arbeidsrelatie, de opdrachtgever moet bewijzen dat hij geen werkgever is, maar echt slechts opdrachtgever. Deze bepaling is vooral bedoeld voor de bescherming van laagbetaalde werkenden met minder onderhandelingsmacht, die moeilijk hun rechten kunnen opeisen.

MIS NIKS: Abonneer je op de gratis Personeelsnet-nieuwsbrief

Doorsturen:

Neem een abonnement en download 280 actuele HR-instrumenten

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?