Ruim een kwart van de werknemers in Nederland werkte in 2010 een deel van hun arbeidstijd thuis. Thuiswerken is ene privilege dat vooral voor hoogopgeleiden is weggelegd, meldt het CBS.
Vorig jaar werkte iets meer dan 27 procent van alle werknemers minstens 1 uur per week thuis. In 2005 was dat ruim 25 procent. Per thuiswerker werd in 2010 gemiddeld 6,2 uur per week thuisgewerkt, tegen 5,5 uur vijf jaar eerder.
Meeste thuiswerk door hoger opgeleiden
Thuiswerken het komt het meeste voor in het onderwijs. Ruim 60 procent van alle werknemers werkt daar thuis. Leraren bereiden thuis lessen voor en kijken huiswerk na. Daarnaast wordt ook in de financiële dienstverlening, in cultuursector en bij zakelijke dienstverleners relatief veel thuisgewerkt.
Dat deze sectoren veel thuiswerk kennen is niet toevallig. Want thuiswerken komt vooral voor bij werknemers met een hoge opleiding. In 2010 werkte bijna de helft van de hoogopgeleide werknemers thuis. Bij de werknemers met een middelbare opleiding was dat een op de vijf en bij de laagopgeleiden een op de acht.
Mannen werken meer thuis dan vrouwen
Van de mannen werkte in 2010 bijna 30 procent thuis, tegen bijna 25 procent van de vrouwen. Verder komt thuiswerken meer voor bij 25-plussers dan bij jongeren.
In 2010 werkten drie op de tien werknemers van 25 tot 65 jaar thuis. Onder de 15- tot 25-jarigen was dat met ruim een op de tien een stuk minder. Dat heeft deels te maken met de sectoren waarin zij werkzaam zijn. Jongeren hebben bijvoorbeeld vaak een baan in de horeca.
|