Al enige tijd weten we dat de Wet Vbar er aankomt, die duidelijk moet maken onder welke omstandigheden iemand als zelfstandige werkt, of toch als werknemer. Laagbetaalde zzp’ers die minder dan 36 euro per uur verdienen, krijgen daardoor straks een sterkere rechtspositie. Bij zo’n laag uurtarief, verschuift de bewijslast naar de opdrachtgever: die moet straks onderbouwen dat de opdrachtnemer echt werkt als zelfstandige en niet in een dienstverband.
Met het nieuwe wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) wil het kabinet duidelijkheid geven over wanneer iemand als zelfstandige werkt en wanneer er toch sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij wordt een ‘rechtsvermoeden van werknemerschap’ ingevoerd voor laagbetaalde zzp’ers.
Het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer en zal, na goedkeuring, naar de Eerste Kamer gaan. Als beide Kamers instemmen, treedt de wet per 1 juli 2026 in werking — zonder overgangstermijn. Voor HR-professionals is dit een belangrijke ontwikkeling: het wetsvoorstel raakt de manier waarop organisaties zzp’ers inzetten, zeker aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Wanneer is iemand nog écht zelfstandige?
De regels over wie zzp’er is en wie eigenlijk werknemer, zijn al jaren onderwerp van discussie. Rechters oordelen geregeld dat er toch sprake is van een arbeidsovereenkomst, zoals bij de bezorgers van maaltijden.
De Wet Vbar is dan ook een uitwerking van het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad, waarmee het kabinet nu wettelijke duidelijkheid wil scheppen. In de nieuwe wet worden de criteria uit eerdere uitspraken expliciet vastgelegd:
Aan de inhoud van de toetsingscriteria verandert niets. Het verschil is dat ze nu wettelijk worden vastgelegd, zodat werkgevers, opdrachtgevers en werkenden beter zouden moeten weten waar ze aan toe zijn.
Rechtsvermoeden bij laag tarief
Een opvallende toevoeging in het wetsvoorstel is het rechtsvermoeden van werknemerschap voor zzp’ers die minder dan 36 euro per uur verdienen. Als een zzp’er zich op dit rechtsvermoeden beroept, moet de opdrachtgever aantonen dat er géén sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het voordeel van de twijfel ligt dus bij de zzp’er. Het uurtarief wordt jaarlijks aangepast aan het minimumloon. In 2025 ligt de grens dus op 36 euro.
Volgens schattingen van het ministerie valt zo’n 15% van de zelfstandigen onder dit uurtarief. Bij schijnzelfstandigheid krijgen deze mensen alsnog toegang tot de rechten van werknemers: zoals ziekteverlof, zwangerschapsverlof, werkloosheidsuitkering, ontslagbescherming en het arbeidsongeschiktheidsvangnet. De opdrachtgever wordt dan met terugwerkende kracht werkgever en is verantwoordelijk voor premies en belastingen.
Risico’s en reacties
Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt moet het wetsvoorstel meer zekerheid en bescherming bieden. Volgens het ministerie gaat het om naar schatting 200.000 schijnzelfstandigen. Deze groep werkt ogenschijnlijk zelfstandig, maar is in de praktijk afhankelijk van één opdrachtgever, heeft weinig zeggenschap en draagt nauwelijks ondernemersrisico.
Tegelijk zijn er ook kritische geluiden. Sommige zzp’ers vrezen dat opdrachtgevers hen straks minder snel zullen inhuren uit angst voor juridische risico’s. Dat zou juist kunnen leiden tot verlies van opdrachten. Ook de Raad van State heeft eerder al vraagtekens geplaatst bij de praktische uitvoerbaarheid: de voorgestelde wet verandert weinig aan de interpretatieruimte — rechters zullen in elk individueel geval nog steeds moeten oordelen aan de hand van omstandigheden.
Wat betekent dit voor HR?
Werkgevers die zzp’ers inhuren, moeten zich voorbereiden op strengere toetsing van de arbeidsrelatie. Zeker wanneer het gaat om laagbetaalde opdrachten of langdurige inzet, is het van belang kritisch te kijken of er toch sprake is van werknemerschap. De bewijslast ligt straks bij de opdrachtgever.
Aandachtspunten voor HR-adviseurs:
Onderwerp |
Wat verandert er? |
Criteria arbeidsrelatie |
Worden wettelijk vastgelegd, gebaseerd op bestaande rechtspraak |
Rechtsvermoeden werknemerschap |
Geldt onder 36 euro per uur – opdrachtgever moet bewijzen dat sprake is van zzp |
Risico bij inzet schijnzelfstandige |
Werknemersrechten gelden met terugwerkende kracht; premieplicht voor werkgever |
Inwerkingtreding |
Wet beoogd per 1 juli 2026, zonder overgangsregeling |