In 2023 veranderen wetten en regels die de HR-professional flink bezig zullen houden. Flexwerk moet aan banden en een vast contract wordt de norm. De pensioenen worden hervormd en ook daar zal HR mee aan de slag moeten. Het concurrentiebeding gaat op de schop, net als de regels voor detachering. De WKR wordt uitgebreid en de onbelaste reiskostenvergoeding gaat omhoog. In het laatste kwartaal van dit jaar zijn verschillende wijzigingen concreter geworden. Personeelsnet geeft hier een compleet overzicht voor HR-professionals in 2023, inclusief de laatste actuele wijzigingen.

Er staan het komende jaar grote stelselwijzigingen op stapel, zoals de (bijna gratis) kinderopvang, de pensioenhervorming en de certificering van de uitzendsector. Aanhoudende personeelstekorten bieden kansen aan mensen die langs de kant staan met een minder sterke positie op de arbeidsmarkt. Werkgevers zullen merken dat goed werkgeverschap loont om personeel te behouden. 

Minimumloon ruim 10 procent omhoog
Werken moet meer lonen en het bestaansminimum verstevigen. Daarom heeft het kabinet besloten om de bijzondere verhoging van het minimumloon – met in totaal 7,5 procent – al per 1 januari 2023 door te voeren en deze verder te verhogen naar 8,05 procent. Inclusief de reguliere indexatie, stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 dan in totaal met 10,15 procent.

Verhoging vrije ruimte Werkkostenregeling (WKR)
Om de lasten op arbeid te verlagen verlaagt het kabinet ook de lasten voor ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf. Eén van de maatregelen die hieraan bijdraagt bestaat uit het verruimen van de werkkostenregeling (WKR).

Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom met 0,22%-punt te verhogen naar 1,92%. Maar de Tweede Kamer heeft de Staatssecretaris van Financiën na Prinsjesdag verzocht om de vrije ruimte te verhogen naar 3% voor de eerste 400 duizend euro van de fiscale loonsom. Boven de € 400.000 blijft de vrije ruimte 1,18%. Met de verruiming krijgen vooral kleinere werkgevers meer mogelijkheden om een extra onbelaste vergoeding te geven aan hun werknemers, nu die te maken krijgen met hogere energiekosten. De Staatssecretaris heeft het idee overgenomen en opgenomen in een nota voor wijziging van het Belastingplan 2023.

De verhoging naar 3 procent is een tegemoetkoming waarvan vooral MKB-bedrijven profiteren. Want bij bedrijven met weinig werknemers, of met werknemers met lagere lonen, zal (door de hoge inflatie) de vrije ruimte niet altijd meer toereikend zijn om de gebruikelijke vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen te handhaven zonder dat sprake is van eindheffing.

In april 2023 wordt overigens een invoeringstoets naar de Tweede Kamer gestuurd over de verhoging van de vrije ruimte van de werkkostenregeling in 2022 i.v.m. de steunpakketten vanwege COVID-19.

Toekomst van het hybride werken
Het kabinet zal in 2023 een beleidsagenda uitwerken met als doel de voor- en nadelen van thuiswerken te balanceren. Denk daarbij aan thema’s als eerlijk werk, economische groei en duurzaamheid. Hybride werken heeft ook raakvlakken met grotere transities in de samenleving, zoals digitalisering, globalisering en verduurzaming. Het hybride werken kan aan deze transities bijdragen.

Onbelaste thuiswerkvergoeding iets hoger
De vergoeding die werkgevers onbelast mogen verstrekken voor thuiswerken, gaat in 2023 met 15 cent omhoog naar € 2,15 per dag.

In juli 2023 wordt een invoeringstoets naar de Tweede Kamer gestuurd over de gerichte vrijstelling thuiswerkkosten in 2022.

Wettelijk recht op thuiswerken
De Wet werken waar je wilt is een initiatiefwetsvoorstel van de D66 en GroenLinks. Het wetsvoorstel wijzigt de Wet flexibel werken (Wfw). Door deze aanpassing wordt een thuiswerk- of werkplekverzoek hetzelfde behandeld als andere verzoeken over arbeidsduur en werktijden die kunnen worden gedaan op grond van de Wfw. De wet is eind 2022 nog in behandeling bij de Eerste Kamer. Invoering kan waarschijnlijk plaatsvinden per 1 juli 2023.

Onbelaste reiskostenvergoeding naar 21 cent per kilometer
Gelet op de stijging van de kosten en het feit dat het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding sinds 2006 niet is gewijzigd, wordt het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 verhoogd tot € 0,21 per kilometer. Per 1 januari 2024 zal het maximum vervolgens verder worden verhoogd naar € 0,22 per kilometer.

Personeelshandboek 2023: bijgewerkt voor het nieuwe jaar!

CO2-uitstoot zakelijk verkeer rapporteren bij meer dan 100 werknemers
Zakelijke reizen en woon-werkverkeer zijn voor 61 procent verantwoordelijk voor werkgebonden personenmobiliteit. In 2030 moet er volgens het Klimaatakkoord minder CO2-uitstoot zijn. Daarom moeten werkgevers met meer dan 100 werknemers vanaf 1 juli 2023 waarschijnlijk de uitstoot van hun zakelijke mobiliteit doorgeven aan de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO). De werkgever krijgt aan de hand van de rapportage voorstellen om nadere actie te nemen.

Vanaf 2026 mag de gemiddelde zakelijke emissie niet hoger zijn dan 96 gram CO2 per reizigerskilometer. Als dat cijfer hoger is, moet de werkgever acties ondernemen om de CO2-uitstoot terug te brengen, zoals minder kilometers maken of vaker kiezen voor het OV. Deze wijzigingen zijn onderdeel van het Besluit activiteiten leefomgeving voor beperking van CO2-uitstoot door verkeer, dat nog voor besluitvorming bij de Eerste Kamer ligt.

Betere bescherming van flexibele werknemers
Het kabinet gaat de positie van flexibele werknemers in tijdelijke contracten, oproepcontracten en uitzendcontracten verbeteren, in lijn met adviezen van de SER. Flexibele arbeidsrelaties moeten niet gebruikt worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden en de inkomenszekerheid van mensen moet verbeterd worden. Over deze onderwerpen is het kabinet in gesprek met vakbonden en werkgevers. De voorstellen van het kabinet zijn opgenomen in de hoofdlijnenbrief over de arbeidsmarkt die medio 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Hervorming concurrentiebeding
Vorig jaar is een duidelijk probleem gesignaleerd met de werking van het concurrentiebeding. Het gebruik blijkt zodanig breed, dat het tot een ongerechtvaardigde beperking van de noodzakelijke arbeidsmobiliteit kan leiden. Ook de sociale partners willen het concurrentiebeding hervormen. Daarom wordt een aanpassing van het concurrentiebeding nader uitgewerkt. Het streven is om de Tweede Kamer hierover in 2023 te informeren.

Verbetering stelsel kinderopvangtoeslag
De treurige situatie rondom de kinderopvangtoeslag, leidt er toe dat het kabinet een grote hervorming van het kinderopvangstelsel wil doorvoeren. Doel is om een financieel toegankelijker stelsel te maken  met minder complexiteit voor ouders en minder kans op terugvorderingen. Hiervoor moeten nog wel plannen worden opgesteld en een uitvoeringsorganisatie worden gevonden. Het kabinet wacht hierover een advies af.

Voor ouders met onregelmatige werktijden, zoals ondernemers, is het lastig in te schatten hoeveel uren per maand diegene werkt. De koppeling gewerkte uren (KGU) kon daardoor leiden tot (hoge) terugvorderingen en daarom voor een belemmering in de arbeidsparticipatie van deze ouders zorgen. Vanaf 2023 is er daarom recht op kinderopvangtoeslag, ongeacht hoeveel uren er per maand gewerkt wordt.

Vanaf 2023 krijgen gezinnen waarvan één ouder werkt of een traject naar werk volgt en de andere ouder een tijdelijke indicatie heeft op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-indicatie) ook aanspraak op kinderopvangtoeslag. Voor ouders met een permanente Wlz-indicatie was de aanspraak op kinderopvangtoeslag reeds op 1 januari 2021 geregeld.

Vanaf 1 januari 2023 wordt ook een ander knelpunt in het toeslagensysteem opgelost. In bepaalde situaties waar een persoon gehuwd is en vanwege huiselijk geweld wordt opgevangen in een noodopvang, bestaat geen (zelfstandige) aanspraak op toeslagen. Daarom wordt dit knelpunt door middel van een wijziging in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) opgelost. Zo kan deze groep vanaf 2023 zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag ontvangen die passend is bij hun feitelijke situatie.

Verhoging kindgebonden budget
Om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen wordt per 2023 het kindgebonden budget geïntensiveerd. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een eerste kind, tweede kind of als alleenstaande (alleenstaande ouder-kop) wordt met ingang van 2023 verhoogd met € 356 (na reguliere indexatie). Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een derde kind of verder wordt verhoogd met € 468. Hiermee wordt dit bedrag gelijk aan het bedrag voor een tweede kind. In de jaren 2024 t/m 2028 worden de bedragen stapsgewijs verlaagd met in totaal € 317. Structureel resteert daardoor een verhoging (€ 39 en € 151 respectievelijk).

Transitievergoeding maximaal 89 duizend euro in 2023, of één jaarsalaris
In de Wet Werk en Zekerheid is geregeld dat de hoogte van de maximale transitievergoeding elk jaar wordt geindexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de contractlonen. Uit de Regeling indexering transitievergoeding blijkt dat de maximale transitievergoeding voor 2023 wordt afgerond op € 89.000, of maximaal één jaarsalaris als dat bedrag hoger is.

Personeelshandboek 2023: bijgewerkt voor het nieuwe jaar!

Uitstel compensatie transitievergoeding MKB voor bedrijfsbeëindiging wegens ziekte
Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Er zou ook compensatie komen bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever, maar dat onderdeel van de wet is nog niet in werking getreden, omdat er geen werkbaar sociaal-medisch beoordelingskader voor ziekte van de werkgever is. Het opstellen van een dergelijk kader is buitengewoon complex gebleken. Besloten is daarom dit onderdeel van de regeling niet eerder in werking te laten treden dan per 1 januari 2024.

Uitwerking bepaling arbeidsrelatie inhuur zelfstandigen
Het kabinet werkt in 2023 nog steeds aan verbetering van de Wet DBA voor regels rondom de beoordeling van arbeidsrelaties en het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Ook al zijn er de afgelopen jaren al stappen gezet rondom de verduidelijking van de grenslijn tussen werknemer en zelfstandige (aanpassing Handboek Loonheffingen, pilot webmodule beoordeling arbeidsrelaties), het verduidelijken van wet- en regelgeving rondom de gezagsverhouding kan helpen hier verdere stappen te zetten. Parallel hieraan zal de (pilotversie) van de webmodule beoordeling arbeidsrelaties worden doorontwikkeld, om werkenden en werkgevenden te ondersteunen bij het verkrijgen van zoveel mogelijk duidelijkheid over de juridische kwalificatie van (voorgenomen) arbeidsrelaties. Uiterlijk 1 januari 2025, of zoveel eerder als mogelijk, zal de handhaving van de Wet DBA weer worden opgepakt.

Werkenden met beperkte onderhandelingsmacht
De rechten van platformwerkers moeten worden verbeterd. De Europese Commissie heeft specifiek voor platformwerk een richtlijnvoorstel gedaan voor de verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Een weerlegbaar rechtsvermoeden is een belangrijk onderdeel van dat voorstel. Het kabinet wil daarnaast inzetten op een breder rechtsvermoeden om schijnzelfstandigheid ook op andere plekken dan binnen de platformsector tegen te gaan. De problematiek van kwetsbare werkenden die hun rechtspositie niet effectief op kunnen eisen speelt immers niet alleen in de platformsector.

Europese regels voor grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer
De Mobiliteitsrichtlijn is een onderdeel van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector. De richtlijn bevat regels voor het grensoverschrijdend detacheren van buitenlandse chauffeurs naar Nederland. Deze regels zijn aangepast aan de specifieke aard van de wegvervoersector. Het wetsvoorstel ter implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn is deze zomer bij de Tweede Kamer ingediend met het oog op een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.

Implementatie herziening Europese Blauwe Kaart
De Blauwe Kaart is de Europese kennismigrantenregeling en regelt de voorwaarden voor toegang en verblijf van kennismigranten in de Europese Unie. Op 27 november 2021 is een herziening van de Blauwe Kaart-richtlijn in werking getreden. De richtlijn kent minder strenge toegangscriteria dan zijn voorganger en meer flexibele opties om gebruik te maken van intra-EUmobiliteit. Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt gewerkt aan de implementatie van de richtlijn, die uiterlijk in november 2023 in Nederlandse wet- en regelgeving moet zijn omgezet.

Ontwikkeling (beroeps-)bevolking
De komende jaren zal de groep gepensioneerden enorm groeien en zijn er minder werkenden die het nationale inkomen kunnen verzorgen. Het kabinet heeft daarom een Staatscommissie ingesteld die bekijkt wat de maatschappelijke gevolgen van die demografische ontwikkelingen tot 2050 zijn en wat dat betekent voor onze welvaart. De staatscommissie is verzocht om het advies in het vierde kwartaal van 2023 op te leveren.

Meerwaarde senioren op de arbeidsmarkt
Senioren kunnen grote meerwaarde hebben voor onze samenleving en de arbeidsmarkt. Om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren, werken het kabinet aan een seniorenkansenvisie. Senioren hebben namelijk een kleinere kans op werkhervatting na baanverlies dan andere leeftijdsgroepen.

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP-budget)
Met het STAP-budget kan iedereen, die 18 jaar of ouder is en een band heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt, subsidie aanvragen voor scholing, gericht op eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Het STAP-budget bedraagt per individu maximaal € 1.000 per jaar en vormt een aanvulling op alle individuele budgetten die door private partijen zoals werkgevers, sociale partners en O&O-fondsen ter beschikking worden gesteld. Vanaf 2023 wordt een deel van het budget gereserveerd voor de doelgroep praktisch geschoolden (tot en met mbo4). Daardoor wordt het STAP-budget voor deze groep beter toegankelijk en kunnen meer maximaal mbo-4 opgeleiden extra scholing volgen.

SLIM-subsidie voor ontwikkeling werknemers
Ook in 2023 kunnen MKB-werkgevers scholingssubsidie aanvragen bij het rijk met de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in Mkb-ondernemingen (SLIM).  De subsidieregeling is bedoeld voor drie groepen aanvragers: individuele mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie.

U kunt subsidie aanvragen voor allerlei initiatieven gericht op leren en ontwikkelen. Denk hierbij aan het onderzoeken van scholings- en opleidingsbehoeften in een onderneming. Of het laten ontwikkelen van loopbaanadviezen voor werkenden in de onderneming. De regeling biedt ook ruimte voor het ontwikkelen of invoeren van een methode die werknemers in de onderneming stimuleert kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen. Het aanvragen van de SLIM-subsidie is een hele klus, maar werkgvers kunnen daarbij wel gratis ondersteuning krijgen.

Stimuleringsregeling LLO in MKB
Het kabinet heeft besloten om het budget voor stimulering van LevenLangLeren (LLO) in het MKB vanaf 2025 met € 10 miljoen te verlagen en deze middelen in te zetten als dekking voor uitvoeringstegenvallers. Maar de besparing betekent in de praktijk geen versobering van de regeling.

Wet tegemoetkomingen loondomein
Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin enkele wijzigingen in de systematiek van de loonkostenvoordelen (LKV’s) worden voorgesteld per 1 januari 2025:

  • Voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer wordt mogelijk gemaakt dat een nieuwe werkgever LKV kan ontvangen voor een werkgever die eerder een doelgroepverklaring heeft ontvangen waarvan de looptijd nog niet is verstreken.
  • De voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer worden gewijzigd, waardoor werkgevers vaker aanspraak kunnen gaan maken op dit LKV.
  • Daarnaast regelt het wetsvoorstel ook de in het coalitieakkoord voorgenomen afschaffing van het Lage-inkomensvoordeel (LIV) per 1 januari 2025.

Grote bedrijven moeten rapporteren over vrouwen- en diversiteitsquotum
Voor grote bedrijven in Nederland (vennootschappen met 250 werknemers of meer en een omzet van meer dan 40 miljoen euro), geldt sinds 1 januari 2022 de Wet ingroeiquotum en streefcijfers. Doel van de wet is om de verhouding tussen vrouwen en mannen in de top en subtop evenwichtiger te maken. De wet is bekend om het  ‘vrouwenquotum’ of ‘diversiteitsquotum’, maar bevat ook andere regelingen.

De wet raakt ongeveer 100 beursgenoteerde bedrijven in Nederland en heeft een streefcijferregeling en transparantieverplichting voor de 5.000 ‘grote’ vennootschappen in ons land. Bij beursgenoteerde bedrijven moet de raad van commissarissen vanaf 1 januari 2023 voor ten minste een derde uit vrouwen en ten minste een derde uit mannen bestaan. Dit quotum gaat gelden vanaf het moment dat ze een nieuwe benoeming moeten doen. De  bedrijven moeten verder verplicht een plan van aanpak met streefcijfers opstellen en hierover rapporteren aan de Sociaal economische Raad (SER). Jaarlijks geeft de SER een overzicht van alle doelen, streefcijfers, resultaten en maatregelen van de rapporterende bedrijven.

Actieplan grensoverschrijdend gedrag
Samen met een waaier aan betrokken partijen, werkt het kabinet aan een nationaal actieplan om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan. In samenwerking met alle belanghebbenden, moet het tot een cultuurverandering komen door te faciliteren, normeren, handvatten te bieden en waar nodig te sanctioneren om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.

Certificering detachering
Het kabinet werkt toe naar een certificeringsstelsel voor het ter beschikking stellen van mensen op de arbeidsmarkt. Want bij ter beschikking gestelde arbeidskrachten gaat het te vaak mis. Het kabinet is, met brede steun van de Tweede Kamer en in nauwe samenwerking met sociale partners, al ver gevorderd in de uitwerking daarvan. De Tweede Kamer heeft medio dit jaar een brief ontvangen over de hoofdlijnen van de concrete uitwerking van dat stelsel.

Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie
Met de Wet Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie worden werkgevers en intermediairs verplicht om een werkwijze op te stellen die discriminatie bij werving en selectie van werknemers moet voorkomen. Werkgevers met 25 of meer werknemers moeten deze werkwijze op schrift stellen. Bij het inhuren van externe arbeidskrachten moet een werkgever bovendien nagaan of deze verplichting daar ook wordt nageleefd. De Inspectie SZW gaat controleren of werkgevers aan de regels voldoen. Als zij geen werkwijze op schrift hebben, kan de Inspectie een boete opleggen die openbaar wordt gemaakt.

Het doel van de wet is om werkgevers bewuster te maken van arbeidsmarktdiscriminatie. Het wetsvoorstel is nog in behandeling bij de Tweede Kamer en wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. Invoering van de wet zal waarschijnlijk op zijn vroegst plaatsvinden in juli 2024.

Strafbaarheid arbeidsuitbuiting
In het coalitieakkoord is afgesproken dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt gemoderniseerd, om zo de vervolging van daders van arbeidsuitbuiting te verbeteren. Een wetswijziging zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een beter instrumentarium om arbeidsuitbuiting te bestrijden waardoor daders van mensenhandel in meer gevallen strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. In 2023 zal het wetsvoorstel naar verwachting bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Verplicht taalles Nederlands aanbieden voor arbeidsmigranten
Op 1 januari 2022 is het wetsvoorstel voor aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in werking getreden (onder andere maximale duur tewerkstellingsvergunningen van 1 naar 3 jaar). Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel is een verplichting voor werkgevers opgenomen om arbeidsmigranten scholing van de Nederlandse taal aan te bieden. De streefdatum voor invoering is 1 januari 2023.

Arbeidsinspectie gaat misstanden doorgeven
De Arbeidsinspectie heeft een nieuw Meerjarenplan voor 2023-2026 op basis van geprioriteerde risico’s. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners zal de inspectie waar nodig ook op niet-geprioriteerde risico’s reageren. Meldingen en de opvolging daarvan vormen ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van alle inspecties vindt plaats na een melding.

De arbeidsinspecteurs komen in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij ze niet bevoegd zijn om op te treden. De Arbeidsinspectie wil de komende jaren over dergelijke situaties wel een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat de inspectie vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

Tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)
Er komt een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten. Het doel van de regeling is een maatschappelijke erkenning van (ex-)werkenden die ziek zijn geworden door hun werk als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Deze regeling zal op 1 januari 2023 in werking treden voor slachtoffers van de eerste drie ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten: 1. longkanker door asbest; 2. allergisch astma door allergenen; en 3. CSE (OPS). Dit is een eenmalige uitkering van € 22.121.

ARIE-regeling
Bedrijven en inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig (kunnen) zijn, moeten een aanvulling uitvoeren op de bestaande inventarisatie van risico’s in de RI&E. De basis van deze Aanvullende Risico-Inventarisatie & -Evaluatie (ARIE), ligt in het Arbobesluit. De regeling moet de gezondheid en veiligheid van werkenden beschermen tegen zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. 

Op 1 januari 2023 geldt de nieuwe ARIE-regeling. Bedrijven die hieronder vallen, moeten een aanvullende RI&E uitvoeren. Daarnaast moeten deze bedrijven zich vanaf 1 januari 2023 als ARIE-plichtig bedrijf aanmelden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie. Bedrijven moeten zelf controleren ze zich moeten melden aan de hand van een inventarisatie van soorten en hoeveelheden gevaarlijke stoffen die in de ARIE-regeling zijn genoemd. Als daarbij  drempelwaarden worden overschreden, is het bedrijf ARIE-plichtig.

Participatiewet in balans
In de uitvoering van de Participatiewet leiden strikte eisen en verantwoordelijkheden soms tot onbedoelde en ongewenste effecten, waarbij in de uitvoering geen ruimte is om het benodigde maatwerk te bieden. Samen met bijstandsgerechtigden, gemeenten, de SVB en andere partijen zijn oplossingsrichtingen geformuleerd.

Verbeteringen worden de komende periode nader uitgewerkt in twee sporen. Doel van het eerste spoor is om ruimte te genereren om in de uitvoering de ondersteuning vanuit de wet meer toe te kunnen spitsen op de situatie van de bijstandsgerechtigde. In het tweede spoor, ligt de focus op versterken van bestaanszekerheid in brede zin. Het jaar 2023 zal het zwaartepunt zijn van het voorbereiden en doorvoeren van de verbeteringen. Streven is om deze verbeteringen waar wetgeving voor nodig is per 1 januari 2024 in te voeren.

Breed Offensief
Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een Breed Offensief gelanceerd met maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen uit het wetsvoorstel zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie (LKS), het bevorderen van ondersteuning op maat, het werken lonender maken voor mensen met een beperking en het maken van een uitzondering op de vier weken zoektermijn voor mensen met een evidente beperking. Bovendien is de wijziging van de kostendelersnorm uit het coalitieakkoord aan het wetsvoorstel toegevoegd.

Het streven is dat het wetsvoorstel, onder het voorbehoud van behandeling door de Eerste Kamer, op 1 januari 2023 wordt ingevoerd. Twee wijzigingen (wijziging van de no-riskpolis en herziening van de studietoeslag) uit het wetsvoorstel Breed Offensief zijn via de Verzamelwet 2022 al in werking getreden.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. Met 60.966 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 60.000 banen weer gehaald. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2021 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 11.842 extra van de afgesproken 20.000 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2021 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren.

Het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak gaat naar UWV en Belastingdienst voor het actualiseren van de uitvoeringstoetsen. Op basis van onder andere de uitvoeringstoetsen zal de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen een definitief besluit nemen over het al dan niet indienen van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.

Medisch advies van de bedrijfsarts leidend bij de toets op re-integratieinspanningen
Op 1 oktober 2020 is het wetsvoorstel waarmee het medisch advies van de bedrijfsarts leidend wordt bij de toets op de re-integratie-inspanningen door UWV, aangeboden aan de Tweede Kamer. Na de val van het vorige kabinet, is het wetsvoorstel op 2 februari 2021 controversieel verklaard. Invoering is daarom afhankelijk van parlementaire behandeling en op zijn vroegst mogelijk in 2023.

Sociaal-medische beoordelingen
Als gevolg van de mismatch tussen vraag naar en aanbod van sociaal-medische boordelingen, lopen de achterstanden bij de (her)beoordelingen al enige jaren op. Het kabinet wil de mismatch verminderen en komen tot structurele verbeteringen in het stelsel. Dit betreft enerzijds acties van UWV om de uitvoering te verbeteren en anderzijds het tijdelijk toestaan om bepaalde sociaal-medische beoordelingen vereenvoudigd of niet uit te voeren.

Verlenging van maatregel kwijtschelding van voorschotten WIA beoordeling
Een gevolg van de opgelopen wachttijd voor een WIA-claimbeoordeling, is dat het aantal voorschotten is toegenomen. Werknemers kunnen in financiële problemen komen als die voorschotten terugbetaald moeten worden. Om die reden geldt er een tijdelijk maatregel ten aanzien van het voorschot- en kwijtscheldingsbeleid. Deze tijdelijke terugvorderingsregeling van voorschotten is verlengd tot en met 31 december 2023.

Aanpak geldzorgen, armoede en schulden
Met de ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’ gaat het kabinet aan de slag met een meerjarige aanpak met als doel een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015), en een halvering van armoede en problematische schulden in het algemeen in 2030 (ten opzichte van 2015). De uitzonderlijk hoge inflatie vraagt om aanvullende maatregelen om stapeling van sociale en maatschappelijke problemen te voorkomen. Daarom stelt het kabinet incidenteel € 200 miljoen extra beschikbaar voor gerichte tegemoetkomingen (zoals bijzondere bijstand, voedselbanken, initiatieven die deelname van kinderen aan school en samenleving financieel borgen) en voor extra capaciteit, snelheid en effectiviteit in de schuldhulpverlening.

Laaggeletterdheid oorzaak van geldzorgen
Er zijn in Nederland 2,5 miljoen laaggeletterden, dit zijn mensen met weinig basisvaardigheden. Naar schatting heeft ongeveer de helft van de mensen met betalingsachterstanden moeite met lezen en schrijven. Met het interdepartementale programma Tel mee met Taal, via de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) gelden, wordt met extra middelen geïnvesteerd in het versterken van basisvaardigheden van jong en oud. Deze inzet draagt er in 2023 aan bij dat de stap van werk(loosheid) naar werk kleiner wordt en dat mensen meer grip op hun geldzaken kunnen krijgen.

Bepalen sociaal minimum
Om de bestaanszekerheid te versterken, wil het kabinet het sociaal minimum elke vier jaar herijken om vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. De eerste stap is dat, naar aanleiding van de motie Omtzigt, een onafhankelijke commissie sociaal minimum aan de slag is.

Ondersteuning van kwetsbare jongeren naar werk
Gemeenten krijgen € 8 miljoen in 2023 voor het ondersteunen naar werk van schoolverlaters met een structurele achterstand op de arbeidsmarkt. Het gaat om jongeren zonder startkwalificatie uit het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of door voortijdige schooluitval en jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) met nadruk op niveau 1/entree en 2 in de beroepsopleidende leerweg. Doel is in onderlinge samenwerking met de school en de regionale meld- en coördinatiefunctie te zorgen voor een sluitende, integrale aanpak van school naar vervolgonderwijs of werk en bij uitval weer terug naar school of werk.

Inzet van aanvullende arbeidsmarktdienstverlening voor werkzoekenden
Sinds september 2021 zijn in alle 35 arbeidsmarktregio's regionale mobiliteitsteams actief. Het kabinet wil de regionale arbeidsmarktinfrastructuur uitbreiden om de overgang van werk-naar-werk en van uitkering-naar-werk verder te stimuleren. Opgedane ervaringen met de regionale mobiliteitsteams worden hierbij betrokken. Samen met belanghebbende partijen worden de contouren verder uitgewerkt. Om de periode tot inwerkingtreding van de toekomstige arbeidsmarktdienstverlening te overbruggen wordt in 2023 een vervolg gegeven aan de tijdelijke aanpak van de regionale mobiliteitsteams.

AOW-leeftijd naar 66 jaar en 10 maanden
In 2023 ligt de AOW-leeftijd op 66 jaar en 10 maanden en vloeit voort uit de Wet temporisering stijging AOW-leeftijd waarin de AOW-leeftijd vanaf 2020 tot en met 2024 is vastgelegd. Met de Wet verandering koppeling AOW-leeftijd is geregeld dat de stijging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Voor de jaren 2025 tot en met 2027 is de AOW-leeftijd inmiddels vastgesteld op 67 jaar.

Door de hogere levensverwachting, gaat de leeftijd waarop Nederlanders recht hebben op AOW in 2028 met drie maanden omhoog naar 67 jaar en drie maanden

Verhoging AOW-uitkering, verlaging IOAOW
De verhoging van het minimumloon in 2023 werkt door in de AOW, want die uitkering gaat ook met 10,15% omhoog.

Samen met de verhoging, wil het kabinet dat de aanvullende inkomensondersteuning (IOAOW) gelijktijdig omlaag gaat naar naar 5 euro per maand in 2023, en vervolgens wordt afgeschaft per 2025. Maar bij behandeling van dit voornemen in de Eerste Kamer, bleek daar geen meerderheid voor afschaffing van de IOAOW. Het kabinet moet zich daar nu op beraden en zal mogelijk een nieuw voorstel naar de Tweede Kamer sturen. Het is nu dus niet zeker of de IOAOW wordt afgeschaft of blijft bestaan, naast de reguliere verhoging van de AOW.

Personeelshandboek 2023: bijgewerkt voor het nieuwe jaar!

Wetsvoorstel toekomst pensioenen
Op 29 maart 2022 is het wetsvoorstel toekomst pensioenen bij de Tweede Kamer ingediend. In het nieuwe pensioenstelsel staat de premie centraal en bewegen de uitkeringen sneller mee met de economie, waardoor er meer perspectief op indexatie ontstaat. Het wetsvoorstel beschrijft daarnaast de kaders die moeten zorgen voor een evenwichtige transitie voor alle deelnemers naar het nieuwe stelsel. Tevens bevat het wetsvoorstel een voorstel voor een hervorming van het nabestaandenpensioen. Het kabinet streefde er op Prinsjesdag nog naar om de nieuwe wetgeving uiterlijk op 1 januari 2023 in werking te laten treden, maar de ingangsdatum is daarna verschoven naar 1 juli 2023

Nadat de pensioenwetgeving definitief is zullen sociale partners en pensioenuitvoerders op een zelf gekozen moment de overstap maken naar het nieuwe pensioenstelsel. Daarom is parallel aan het wetgevingstraject gestart met een meerjarig implementatietraject. De uiterste invoerdatum is 1 januari 2027. De verschuiving van de ingangsdatum heeft geen gevolgen voor deze deadline. Dat betekent dat pensioenuitvoerders dus een half jaar minder de tijd krijgen om de overgang te regelen.

Hoofddoel van dit traject is dat samen met de betrokken partijen uit de sector de stelselherziening de komende jaren goed wordt geïmplementeerd met vertrouwen bij professionals in de sector als bij het algemene publiek. Voor HR-professionals en werkgevers is er met de website ‘werkenaanonspensioen.nl een platform ‘voor en door de sector’ opgezet met praktische hulpmiddelen, nieuws en achtergrondinformatie. Dit platform zal het komende jaar worden uitgebreid met objectieve informatie, tips en stappenplannen.

Vanwege de samenhang met de Wet toekomst pensioenen, stelt het kabinet de inwerkingtreding van het Wetvoorstel pensioenverdeling bij scheiding (Wps) uit naar 1 januari 2027.

Wetsvoorstel Herziening bedrag ineens
Op 12 januari 2021 is de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het zogenaamde ‘bedrag ineens’ is een maximum van 10% van de totale pensioenaanspraken dat op pensioendatum mag worden opgenomen. Wegens technische uitvoeringsproblemen is de ingang van het onderdeel ‘bedrag ineens’ van de wet uitgesteld. Maar de problemen lijken opgelost en dus gaat het kabinet dit onderdeel met een Algemene Maatregel van Bestuur op 1 juli 2023 in werking stellen.

Uitbreiding waardeoverdracht kleine pensioenen
Sinds 1 januari 2019 heeft de pensioenuitvoerder het recht om de waarde van een klein pensioen (lager dan de wettelijke afkoopgrens) over te dragen naar de uitvoerder waar de gewezen deelnemer inmiddels pensioen opbouwt. Dit recht is beperkt tot kleine ouderdomspensioenen ontstaan door baanwisseling. Het streven is om het voor pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2023 mogelijk te maken om alle kleine ouderdomspensioenen over te mogen dragen, ongeacht de reden waarom dit kleine pensioen is ontstaan. Uitgezonderd zijn kleine vastgestelde pensioenaanspraken die bij een verzekeraar zijn ondergebracht en die niet zijn ontstaan door individuele baanwisseling. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan wordt het onder voorwaarden mogelijk om een klein pensioen af te kopen. Tevens mogen dan kleine nettopensioenen en kleine nettolijfrentes worden afgekocht.

Update pensioenoverleg werkgevers en vakbonden
De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel zorgt voor maatschappelijke onrust, die een weerklank vindt in het parlement. De Tweede Kamer behandelt de wetsvoorstellen nu per artikel om grip te krijgen op de gevolgen en de juiste invoering van het nieuwe pensioenstelsel.

Parallel hieraan overleggen werkgevers en vakbonden in de Stichting van de Arbeid (StvdA) over de inhoudelijke en praktische gevolgen van het nieuwe pensioenstelsel. Voor werkgevers en HR-professionals zal de invoering van het nieuwe pensioenstelsel, uiterlijk 1 januari 2027, de nodige voorbereiding vragen. Hieronder staan de belangrijkste wijzigingen voor werkgevers weergegeven aan de hand van de adviezen in deze tweede voortgangsrapportage van de Stichting van de Arbeid. Minister schouten heeft toegezegd de adviezen onverkort over te nemen.

NIEUWE WIJZIGINGEN VOOR WERKGEVERS IN PENSIOENSTELSEL

Om werknemers die geen pensioenregeling hebben hierop te attenderen, stelt de Stichting voor dat werknemers zonder pensioenopbouw hier wettelijk verplicht periodiek door de werkgever op worden gewezen. Dat moet met een duidelijke melding op de loonstrook en op de jaaropgave.

Hiervoor is op de korte termijn wel een wettelijke aanpassing nodig. Bovendien zal de overheid hierop moeten gaan handhaven. Daarnaast moeten werknemers automatisch worden gewaarschuwd via de Belastingdienst en na het inloggen op mijnpensioenoverzicht.nl.

Er is nu al een wettelijke verplichting voor de werkgever om uiterlijk binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden een ondertekende opgave aan de werknemer te verstrekken ‘of de werknemer gaat deelnemen in een pensioenregeling’.

Maar het is niet duidelijk of het ook zo in de praktijk wordt uitgevoerd, vooral als er geen pensioen wordt opgebouwd. De StvdA wil dat dit veel beter wordt geborgd, vooral omdat mensen vaak niet beseffen dat er ook geen nabestaandenpensioen is als zij zelf geen pensioen opbouwen.

Het moet voor kleine en startende werkgevers veel eenvoudiger worden om tot een pensioenregeling te komen. Hiervoor wordt een eenvoudig basispensioenproduct (‘instapregeling’) ontwikkeld.

Deze pensioenregeling zal zo ‘standaard’ zijn, dat inschakeling van een Wft-gecertificeerde pensioenadviseur niet noodzakelijk is.

Nu begint pensioenopbouw pas als een werknemer 21 jaar is, terwijl het verlagen van de toetredingsleeftijd kan helpen om het aantal werknemers zonder pensioenregeling te verkleinen.

De StvdA gaat adviseren hoe een verlaging naar 18 jaar stapsgewijs en zorgvuldig kan gebeuren, want dit vergt een wetswijziging en aanpassing van de cao’s.  Bovendien zijn de vakbonden en werkgevers er zelf nog niet helemaal uit, maar zij zullen snel met een standpunt komen.

De StvdA gaat ook, op verzoek van minister Schouten, adviseren over de pensioenopbouw voor zelfstandigen zonder personeel in al bestaande pensioenfondsen.

Dat kan verplicht, vrijwillig, of met een bewuste ‘opt out’. In het advies wordt ook de optie onderzocht waarbij de werknemer die als zelfstandige in dezelfde sector doorwerkt, automatisch pensioen blijft opbouwen bij hetzelfde pensioenfonds, tenzij die persoon gebruik maakt van de ‘opt out’.

De StvdA wil dat de overheid bij aanbestedingen van arbeid voortaan ook meeweegt of de opdrachtnemer een pensioenregeling heeft voor het personeel. De Stichting van de Arbeid vraagt de overheid dit zo spoedig mogelijk te realiseren.

Premiewijzigingen 2023

  • De premies voor AOW en Anw blijven gelijk aan 2022. Ook de Ufo-premie (voor overheidswerkgevers) wordt voor 2023 gelijk gehouden op 0,68 procent.
  • Het Algemeen Werkloosheidsfonds AWf kent een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden. Het lage tarief wordt voor 2023 geraamd op 2,64 procent en het hoge tarief op 7,64 procent. Het (gewogen) gemiddelde van de AWf-werkgeverspremie bedraagt dan 3,89 procent. De premieopslag kinderopvang voor 2023 blijft met 0,5 procent gelijk aan die in 2022.
  • De Aof-premie bedraagt gemiddeld 6,80 procent. Vanaf 2022 kent de Aof-premie twee verschillende tarieven: een tarief voor kleine werkgevers (tot 25 maal de gemiddelde premieplichtige loonsom) en een tarief voor grotere werkgevers. In 2023 betalen kleine werkgevers een premie van 5,46 procent en grote werkgevers een premie van 7,11 procent.
  • De gemiddelde premie voor de Werkhervattingskas (Whk), waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en uitkeringen op grond van de Ziektewet worden betaald, is door UWV voor 2023 vastgesteld op 1,53 procent.

Relevante belastingmaatregelen

De arbeidskorting loopt in het eerste knikpunt (€ 10.742) op tot € 884, in het tweede knikpunt (€ 23.203) tot € 4.605 en in het derde knikpunt (€ 37.697) tot € 5.052. Bij een arbeidsinkomen boven € 37.697 wordt de arbeidskorting geleidelijk afgebouwd. Dit afbouwpercentage wordt verhoogd van 5,86% in 2022 naar 6,51% in 2023.

In 2023 wordt het tarief in de eerste schijf met 0,14%-punt verlaagd naar 36,93%. De eerste schijf loopt door tot een inkomen van € 73.034 in 2023. Omdat AOW-gerechtigden geen AOW-premie betalen komt het te betalen tarief tot een inkomen van € 37.149 voor hen uit op 19,03%. Voor inkomen tussen € 37.150 en € 73.074 is het belastingtarief voor personen vanaf de AOW-leeftijd ook 36,93%.

In 2023 is de overdraagbaarheid aan de minstverdienende partner volledig afgebouwd en is er geen uitbetaling aan de minstverdienende partner meer mogelijk.

Sinds 2020 wordt de zelfstandigenaftrek in stappen verlaagd. In 2023 wordt de zelfstandigenaftrek in totaal met € 1.280 verlaagd van € 6.310 naar € 5.030. De zelfstandigenaftrek wordt verder verlaagd tot deze in 2027 €900 bedraagt.

Het tarief in box 3 van de inkomstenbelasting wordt vanaf 2023 jaarlijks met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025. Hierdoor komt het box 3-tarief in 2023 uit op 32%. Daarnaast wordt het heffingsvrij vermogen in 2023 verhoogd tot € 57.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000.

De verlaging van de energiebelasting uit 2022 wordt doorgezet en geïntensiveerd. De energiebelasting op gas daalt met 6,31 cent/m313 en op elektriciteit met 7,06 cent/kWh14 en de vermindering energiebelasting stijgt met € 284,39 tot € 777,66. In de energiebelasting worden huishoudens tegemoetgekomen via de belastingvermindering en lagere tarieven.

Een deel van het budget voor het verlagen van de energierekening (ruim € 700 miljoen) wordt gereserveerd voor gerichte steun via de energierekening. Er wordt op dit moment onder andere een tariefplafond verkend waarbij de steun via de energierekening wordt gericht op huishoudens die door het regulier instrumentarium te weinig worden bereikt.

Aan gemeenten worden opnieuw middelen beschikbaar gesteld om een energietoeslag van € 1.300 uit te keren aan huishoudens met een laag inkomen. Gemeentes hebben beleidsvrijheid om zelf het uit te keren bedrag en de doelgroep die voor de energietoeslag in aanmerking komt te definiëren. Het inkomenseffect voor de huishoudens die deze toeslag ontvangen is in doorsnee 6,6%.

Er wordt € 50 miljoen gereserveerd om een fonds op te richten dat gericht is op het voorkomen van afsluitingen door energiebedrijven als gevolg van betalingsachterstanden.

De verlaging van de brandstofaccijns in 2022 wordt verlengd. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 22,46 cent, diesel 15,48 cent en voor LPG 5,31 cent en geldt in de periode januari tot en met juni 2023. In de tweede helft van het jaar wordt de verlaging van de accijnzen afgebouwd naar respectievelijk 8,65 cent, 5,55 cent en 2,04 cent.

De geplande schuif in de energiebelasting tussen elektriciteit en gas uit het coalitieakkoord wordt in 2023 vervangen door hiervoor genoemde maatregelen om de energiebelasting te verlagen. Vanaf 2024 wordt de schuif wel doorgevoerd.

Om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen wordt per 2023 het kindgebonden budget geïntensiveerd. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een eerste kind, tweede kind en het extra bedrag voor alleenstaande ouders (alleenstaande ouder-kop) worden in 2023 verhoogd met € 356. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een derde kind of verder wordt verhoogd met € 468. Hiermee wordt dit bedrag gelijk aan het bedrag voor een tweede kind.

In de jaren 2024 t/m 2028 worden alle verhoogde bedragen stapsgewijs verlaagd met in totaal € 317. Structureel resteert vanaf 2028 daardoor een verhoging van respectievelijk € 39 en € 151.

De koppeling gewerkte uren (KGU) wordt per 2023 losgelaten. Indien een ouder en diens eventuele partner werken, is er recht op kinderopvangtoeslag, onafhankelijk van hoeveel uren er per maand gewerkt wordt. Voor ouders die vanwege de KGU momenteel niet voor alle afgenomen opvanguren kinderopvangtoeslag ontvangen, heeft deze maatregel een positief inkomenseffect.

De afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) van maximaal € 2.888 (2022) voor iedere belastingplichtige niet langer uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning, maar van het verzamelinkomen, dat bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.

Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en middeninkomens mogelijk moet maken de nominale zorgpremie en het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering te betalen. De zorgtoeslag wordt in 2023 incidenteel verhoogd met € 432 voor alleenstaanden en € 463 voor paren om huishoudens met lage en lagere middeninkomens tegemoet te komen in de hoge energieprijzen.

Huishoudens waarvan het inkomen net boven de oude maximum inkomensgrens was, ontvangen een deel van dit bedrag.

Momenteel kan de werkgever voor de kosten van vervoer, een onbelaste vergoeding voor reiskosten geven van maximaal € 0,19 per kilometer over de volledige reisafstand voor alle zakelijke kilometers die de werknemer aflegt. Dit is de zogenoemde onbelaste reiskostenvergoeding. De onbelaste reiskostenvergoeding maakt onderdeel uit van diverse gerichte vrijstellingen in de loonheffing die het mogelijk maken om werknemers onbelast bepaalde zakelijke kosten te vergoeden, te verstrekken of ter beschikking te stellen zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte.

Ongeveer een kwart van de werknemers ontvangt een kilometervergoeding van minder dan € 0,19 per kilometer.

Gelet op de stijging van de kosten en het feit dat het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding sinds 2006 niet is gewijzigd, wordt het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 verhoogd tot € 0,21 per kilometer. Per 1 januari 2024 zal het maximum vervolgens verder worden verhoogd naar € 0,22 per kilometer.

Het verplicht eigen risico van de zorgverzekering blijft in 2023 bevroren op € 385 per jaar per volwassen verzekerde. De bevriezing van het eigen risico en het effect daarvan op de zorguitgaven leidt tot een hogere nominale premie, inkomensafhankelijke bijdrage en zorgtoeslag.

De collectiviteitskorting op ziektekostenverzekeringen mag per 1 januari 2023 alleen nog worden toegepast op aanvullende verzekeringen, maar niet meer op de basisverzekering.

Het bruto wettelijk minimumloon wordt per 1 januari 2023 bijzonder verhoogd met 8,05%. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5% in drie stappen, zoals bij de Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto wettelijk minimumloon verder verhoogd met 0,55%. Inclusief de reguliere indexatie stijgt het minimumloon tussen 1 juli 2022 en 1 januari 2023 met 10,15%.

De minimumloonsverhoging werkt door in alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen, waaronder de bijstand, de AOW en lopende loongerelateerde uitkeringen zoals de WIA en de WW.

De leeftijdsgrens van de kostendelersnorm wordt verhoogd naar 27 jaar vanaf 1 januari 2023. Dit zorgt ervoor dat jongvolwassenen van 21 tot 27 jaar (bijvoorbeeld kinderen van de bijstandsgerechtigde) niet langer meetellen als kostendeler voor de bijstandsuitkering van huisgenoten.

De regering wil met deze wetswijziging ervoor zorgen dat ouders met een bijstandsuitkering geen inkomensonzekerheid ervaren zodra inwonende kinderen 21 jaar worden en wil zo bijdragen aan het voorkomen van dak- en thuisloosheid onder jongeren.

In het hoger onderwijs wordt per september 2023/2024 de basisbeurs opnieuw ingevoerd. De basisbeurs in het hoger onderwijs bedraagt € 274,90 voor uitwonenden en € 110,30 voor thuiswonenden. Als onderdeel van dit traject wordt de aanvullende beurs in het hoger onderwijs verlaagd tot € 401,34, eveneens per september 2023/2024.

In aanvulling wordt de basisbeurs voor uitwonende studenten gedurende het collegejaar 2023/2024 verhoogd met ongeveer € 165. Dit om tegemoet te komen aan de koopkrachtproblematiek van uitwonende studenten, en voor zowel uitwonende ho- als mbo-studenten.

De fiscale oudedagsreserve (FOR), die door ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kan worden benut, uit te faseren. Met ingang van 1 januari 2023 kan een oudedagsreserve niet verder meer worden opgebouwd, waarbij de tot en met 31 december 2022 opgebouwde oudedagsreserve op basis van de huidige regels kan worden afgewikkeld.

De 30%-regeling voor werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om hier te werken (ingekomen werknemers) wordt aangepast. Deze extra kosten van deze werknemers kunnen op declaratiebasis worden vergoed, maar het is onder voorwaarden ook mogelijk om hiervoor de 30%-regeling aan te vragen, waarmee  een werkgever maximaal 30% van het “loon” van een ingekomen werknemer onbelast kan vergoeden zonder nadere onderbouwing van de kosten.

Werkgevers moeten voor 2023 kiezen of zij met declaraties gaan/blijven werken en dan de werkelijke extraterritoriale kosten voor huisvesting en levensonderhoud vergoeden óf kiezen voor de 30-procentregeling waarbij de expats maximaal 30 procent van hun loon onbelast ontvangen. Deze keuze moet worden opgegeven in het eerste loontijdvak en kan dan het lopende jaar niet meer worden gewijzigd.

Vanaf 2024 wordt het loonbedrag dat maximaal kan worden vrijgesteld gelijk aan de Balkenendenorm. Aftopping binnen de 30%-regeling komt dus aan de orde als de grondslag voor de 30%-regeling hoger is dan € 216.000.

De eerste schijf van vennootschapsbelasting (Vpb) gaat omlaag van € 395.000 naar € 200.000 vanaf 1 januari 2023. Hierdoor betalen bedrijven met ingang van 1 januari 2023 al het hoge Vpb-tarief van 25,8% vanaf een belastbaar bedrag van meer dan € 200.000. De belasting in de eerste schijf van het Vpb gaat omhoog van 15% naar 19%

De BPM-vrijstelling voor een bestelauto van de ondernemer wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.  Verder wordt de grondslag voor bestelauto’s omgezet naar CO2-uitstoot. Voor de inschrijving van bestelauto’s is daarmee voortaan bpm verschuldigd afhankelijk van de CO2-uitstoot. Hiermee wordt de grondslag in de bpm voor bestelauto’s gelijkgetrokken met die voor personenauto’s.

Daarnaast wordt ook het tarief van de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor bestelauto’s van ondernemers verhoogd. Een ondernemer betaalt voor een bestelauto nu nog een verlaagd tarief.

De bijtelling voor privégebruik van een volledig elektrische auto blijft in 2023 gelijk op 16%. De drempelwaarde gaat in 2023 wel omlaag van € 35.000,- naar € 30.000,-. Voor het deel van de waarde van de auto boven dat bedrag, geldt de gebruikelijke bijtelling van  22%.

Vanaf 2025 mogen zakelijke leaseauto’s alleen nog maar elektrisch zijn.


Personeelshandboek 2023: bijgewerkt voor het nieuwe jaar!

© Auteursrecht: Personeelsnet Media BV, Rotterdam

Doorsturen:

Neem een abonnement en download 280 actuele HR-instrumenten

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?