Mobiliteit op arbeidsmarkt dwingt werkgevers tot actie
Werknemers tegen lage kosten binnenboord houden.
Werknemers krijgen het voor het zeggen op de arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren veranderden ze zo vaak van baan, dat werkgevers met lege handen achterbleven. De gaten werden weliswaar opgevuld met nieuwkomers op de arbeidsmarkt, maar werkgevers moeten toch veel meer doen om personeel aan zich te binden. Dat blijkt uit het
Trendrapport Aanbod van arbeid 2007, opgesteld door de
Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA).
Werknemers profiteren van de groeiende krapte op de arbeidsmarkt. De afgelopen jaren heeft 20 procent van de werknemers een baan aanvaard bij een andere werkgever. Nog eens 18 procent heeft bij de eigen werkgever een andere functie aanvaard. Doordat zo veel werknemers de afgelopen jaren van functie zijn veranderd, krijgen nieuwkomers op de arbeidsmarkt betere kansen. Eén op de vijf van de niet-werkenden kon daardoor tussen 2004 en 2006 de overstap maken naar betaald werk.
Ondertussen is 15 procent van de werknemers op zoek naar een andere baan, vooral vanwege betere carrièreperspectieven. Voor werkgevers betekent dat werk aan de winkel: ze zullen ‘forse inspanningen moeten verrichten om werknemers voor hun organisatie te behouden’, stelt de OSA.
Van vragersmarkt naar aanbiedersmarkt
Het trendrapport laat zien dat de vragersmarkt (waar werkgevers het voor het zeggen hebben) ten einde komt. De werknemer gaat de dienst uitmaken op een aanbiedersmarkt, waar hij de leukste banen uitkiest bij de beste werkgevers.
Dat is te merken aan het aantal werknemers dat een betere baan vindt, maar ook aan het aanbod voor nieuwkomers, die tot voor kort nog geen kansen kregen.
Verder zijn ook de lonen weer aan het stijgen.
Behoefte aan cursussen
Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking blijft stijgen. Maar iedereen heeft het vanwege de groeiende schaarste aan personeel zo druk, dat het volgen van een opleiding of training nog slechts voor minder dan 30 procent van de werknemers is weggelegd. Vier jaar eerder was dat nog bijna 45 procent.
Toch heeft nog steeds 42 procent van de werknemers behoefte aan scholing en cursussen om goed te kunnen functioneren.
Nog geen 24 uurs economie
De sterke positie van werknemers heeft ook een rem gezet op ongewenste vormen van flexibiliteit. Ondanks allerlei verhalen over de dreiging van een 24-uurseconomie wordt er niet vaker op zondag gewerkt dan tien jaar geleden. Door de werkgever bepaalde onregelmatige werktijden komen zelfs minder vaak voor.
Wel zijn steeds meer werknemers tegenwoordig in de gelegenheid zelf hun begin- en eindtijden te bepalen (39 procent in 2006 tegenover 27 procent in 1996). Van de toegenomen flexibele inzetbaarheid van werknemers wordt weinig (en steeds minder) gebruik gemaakt. Verder lijkt telewerk in opmars: een op de vijf à zes werknemers werkt inmiddels gedurende een dag per week thuis.
Goedkoop boeien en binden
Volgens de OSA moeten werkgevers de komende jaren flink hun best doen om werknemers ‘te boeien en te binden’. Dat moet dan bij voorkeur zo gebeuren, dat daarbij de arbeidskosten niet uit de hand gaan lopen.
Scholing en onderhoud van competenties kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Werknemers hebben er behoefte aan en werkgevers plukken de vruchten van investeringen op dit terrein in de vorm van een hogere productiviteit.
Daarnaast blijken werknemers in toenemende mate te hechten aan interessant werk waarin zij zich kunnen ontplooien. Het bieden van werk dat aan die criteria voldoet, lijkt ook een randvoorwaarde om mensen meer en meer mensen langer te laten werken.