Werknemers hebben vanaf nu het recht om bij hun werkgever om een ‘tijdelijke aanpassing van het werkpatroon’ te vragen na hun ouderschapsverlof. De maatregel is plompverloren aangekondigd en is het gevolg van een Europese richtlijn uit 2010.

Het lijkt er een beetje op dat het ministerie van SZW twee jaar lang heeft zitten slapen, of misschien was er weinig politieke steun, maar plotseling heeft minister Kamp toch de Arbeidstijdenwet en de Wet Arbeid en zorg aangepast aan een Europese richtlijn die al dateert van 8 maart 2010. De maatregel gaat per direct in, en niet op één van de gebruikelijke invoeringsmomenten van 1 januari of 1 juli.

Recht om andere werktijden te vragen
De wijziging komt er op neer dat een werknemer die zijn/haar ouderschapsverlof al volledig heeft gebruikt, de werkgever ook nog kan verzoeken om tijdelijke aanpassing van het werkpatroon in verband met de zorg voor het kind. De aanpassing geldt voor maximaal een jaar, maar mag in overleg tussen werkgever en werknemer ook een andere periode omvatten.

Het verzoek moet de werknemer drie maanden voor afloop van het ouderschapsverlof bij de werkgever indienen. De werkgever is verplicht uiterlijk vier weken voor de afloop van het ouderschapsverlof hierop te beslissen.

Werkgever kan er niet onderuit
Om de richtlijn in te voeren, heeft minister Kamp de Arbeidstijdenwet en de Wet arbeid en zorg per 12 april 2012 moeten wijzigen. In de Wet arbeid en zorg (Artikel 6:1a) staat nu dat de werkgever een werknemer die ouderschapsverlof opneemt niet mag benadelen.

In de Arbeidstijdenwet is een Artikel 4:1b toegevoegd over de tijdelijke aanpassing van het arbeidstijdpatroon na ouderschapsverlof. Belangrijk daarin is nog dat de tijdelijke aanpassing van het arbeidspatroon alleen per collectieve regeling (cao) anders mag worden ingevuld. Elke andere inperking of invulling, zoals in de arbeidsovereenkomst, is niet toegestaan en dus ‘nietig’.