Vooral werkgever profiteert van competentiemanagement
Organisaties die hun werknemers koesteren met competentiemanagement, blijken vooral het eigen belang goed te dienen. Werknemers hebben hier maar gedeeltelijk voordeel van.
Dat stelt Albert Kampermann in zijn proefschrift
‘Competentiemanagement. Tussen bevoegdheid en bevlogenheid’ waarmee hij op vrijdag 19 november promoveert aan de
Open Universiteit. Kampermann: ‘De pretenties van competentiemanagement dat ook de werknemer er wel bij vaart, worden maar gedeeltelijk waargemaakt`.
Investeren in menselijk kapitaal
Het denken en werken met competenties heeft in Nederland een hoge vlucht genomen. De mens wordt gezien als het belangrijkste kapitaal in de arbeidsorganisaties en zijn inzet blijkt bepalend voor de concurrentiepositie.
De kwaliteit van de prestaties en de inzetbaarheid van de individuele medewerker worden daarmee in theorie verbonden met motivatie en capaciteiten. Daarom vergt dit menselijk kapitaal ook voordurende investeringen en onderhoud.
Kerncompetenties vertalen naar medewerkers
Competentiemanagement maakt organisaties flexibeler, omdat zij zich kunnen ontwikkelen en aanpassen door de kerncompetenties van de organisatie te vertalen in benodigde competenties van (individuele) medewerkers.
Albert Kampermann onderzocht of dit idee van de `maakbaarheid van competenties` terecht is. En kan de medewerker zich met competenties beter committeren aan de organisatie wat bijdraagt aan zijn motivatie en bevlogenheid?
Versplintering van HRM
Kampermann toont aan dat de pretenties van competentiemanagement maar beperkt worden waargemaakt. Volgens Kampermann dient competentiemanagement namelijk vooral het belang van de organisatie.
Veel competentiemanagement-initiatieven blijken namelijk te verzanden in verstarring en zorgen voor versplintering van HRM. Kampermann pleit daarom voor een betere integratie van competentiemanagement in de organisatiecultuur en voor bijpassende managementstijlen.