Overzicht Wet toekomst pensioenen: dit blijft en dat verandert

Dat het pensioenstelsel straks helemaal op de schop gaat is nu een feit, omdat de Eerste Kamer op 30 mei 2023 akkoord is gegaan met de invoering van de Wet toekomst pensioenen. De wet gaat al op 1 juli van dit jaar in, maar er is een jaar uitstel om de overgang te realiseren, tot uiterlijk in 2028. Pensioenen worden individueler en bewegen mee met de beleggingsresultaten. Dat kan een beter pensioen opleveren, maar er zijn wel meer risico’s. Werkgevers krijgen de plicht om werknemers te begeleiden bij keuzes en moeten zich daarop goed voorbereiden. Personeelsnet zet hier de belangrijkste wijzigingen van het nieuwe pensioenstelsel in een overzicht bij elkaar.

In de Wet toekomst pensioenen zijn de afspraken vastgelegd die werkgevers, vakbonden en het kabinet in 2019 met elkaar hebben gemaakt in het Pensioenakkoord. De bedoeling is dat het aanvullend pensioen sneller stijgt, dat de pensioenopbouw persoonlijker en duidelijker wordt en dat het pensioenstelsel beter moet aansluiten bij de arbeidsmarkt van nu, waarin de meeste mensen niet meer 40 jaar bij één baas werken.

De wet is aangenomen met steun van oppositiepartijen. Die hebben ervoor gezorgd dat er meer tijd is voor de invoering van het stelsel (tot 2028) en dat het kabinet afspraken maakt met sociale partners over verlenging en uitbreiding van de RVU-regeling voor vervroegd pensioen.

Werkgever en HR moeten werknemers begeleiden
In de Wet toekomst pensioenen staan aangescherpte eisen voor de communicatie over pensioenen. Nu moeten werkgevers en pensioenuitvoerders de werknemers en gepensioneerden ‘informeren over hun pensioen.’  Maar de nieuwe wet verandert dat naar ‘de begeleiding van keuzes’ van de pensioendeelnemer en werknemer. Veel werk zal in eerste instantie worden gedaan door de pensioenuitvoerders, maar werkgevers en HR komen ook aan de beurt, zeker als de organisatie het pensioen in eigen beheer laat uitvoeren.

Volgens risico- en pensioenadviesbureau Aon, legt de begeleidingsplicht een extra verantwoordelijkheid op de schouders van de werkgever, die tenslotte medeverantwoordelijk wordt voor goede communicatie over de pensioenregeling. Het is belangrijk dat deelnemers goed worden geïnformeerd en begeleid vóór, tijdens en ook ná de transitie. Aon pleit er zelfs voor dat alle individuele pensioendeelnemers het recht moeten krijgen op een persoonlijk gesprek om geïnformeerd te worden over hun persoonlijke pensioensituatie.

NIEUW PENSIOENSTELSEL: WAT BLIJFT HETZELFDE?

  • De opbouw van het pensioen blijft gezamenlijk gebeuren en financiële meevallers en risico’s worden met elkaar gedeeld.
  • Werkgevers en werknemers leggen beiden nog steeds premie in. De pensioenuitvoerders (fondsen en verzekeraars) blijven ervoor zorgen dat de ingelegde premies over langere tijd renderen. Daardoor is er na pensionering (ruim) voldoende geld in kas is om de gepensioneerde een levenslang pensioen uit te kunnen keren.
  • Om genoeg kapitaal op te bouwen, beleggen pensioenuitvoerders (nu en straks) de ingelegde premies die daardoor naar een flink kapitaal uitgroeien. Dat lukt alleen door slim te beleggen; want alleen sparen geeft nooit genoeg rendement voor een goed pensioen. Pensioenfondsen beleggen daarom bijvoorbeeld in aandelen van bedrijven, in leningen aan overheden en bedrijven (obligaties), in vastgoed (huizen, winkels en bedrijfsgebouwen), hypotheekleningen en andere beleggingen die rendement opleveren. Dat lukt pensioenuitvoerders erg goed, waardoor er een enorm kapitaal van zo’n 1500 miljard euro voor het uitkeren van pensioen is opgebouwd.
  • Eerder stoppen blijft mogelijk voor mensen die hun pensioenleeftijd niet kunnen halen, bijvoorbeeld in zware beroepen. Door de RVU-regeling (Regeling Vervroegd Uittreden) hoeft de werkgever tot een bedrag van €2.037 bruto per maand (bedrag 2023) euro per maand geen belasting van 52% te betalen. De werknemer mag uiterlijk drie jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd gebruik maken van de RVU.

    De regeling geldt tot eind 2025 en is beschikbaar voor werknemers geboren tussen 1955 en 1961. Tot december 2025 kunnen zij hiervan gebruik maken.  In de Eerste Kamer is een motie van de PvdA aangenomen, waarin de regering wordt opgeroepen om te overleggen met werknemers en vakbonden over verruiming van de RVU of een daarmee vergelijkbare regeling. Dat moet nog voor Prinsjesdag 2023 gebeuren.

WAT VERANDERT IN HET NIEUWE PENSIOENSTELSEL?

  • In het bestaande pensioenstelsel komen alle ingelegde premies terecht in één grote gezamenlijke pensioenpot die wordt belegd. Aan de hand van een berekening (het pensioenrecht) wordt per gepensioneerde de pensioenuitkering berekend. Die wordt na pensionering vervolgens uit de grote pot betaald. In het nieuwe stelsel bouwt iedere werknemer aan zijn/haar eigen pensioen.
  • In het huidige stelsel bouwen werknemers het meeste pensioen op aan het einde van hun loopbaan. Dat kan alleen doordat jongere pensioendeelnemers relatief te veel pensioenpremie betalen en daarmee eigenlijk het pensioen van ouderen subsidiëren (de ‘doorsneepremie’). Dergelijke solidariteit is mooi, maar wordt onbetaalbaar omdat er nu erg veel ouderen richting hun pensioenleeftijd gaan, waar minder jongeren tegenover staan die pensioenpremie betalen. Het is daardoor niet meer haalbaar om nog meer premie van jongere pensioendeelnemers te reserveren voor het pensioen van ouderen. De doorsneepremie verdwijnt dan ook.
  • Het nieuwe stelsel sluit beter aan op de huidige arbeidsmarkt waarin steeds minder mensen hun hele leven werken voor dezelfde werkgever. Werknemers wisselen vaker van baan of zijn afwisselend werknemer en zelfstandig ondernemer. In het nieuwe stelsel sluit de pensioenopbouw financieel aan bij de premies die je inlegt.
  • Pensioenpremies van de werknemer en de werkgever komen straks terecht in een gereserveerde pot voor iedere werknemer afzonderlijk. Er wordt nog wel gezamenlijk belegd en rendement gemaakt, maar de opbouw van het pensioen komt ten goede van de individuele werknemer, die daarmee veel beter zicht heeft op de ontwikkeling van zijn/haar pensioen. De ingelegde premie komt op elke leeftijd volledig ten gunste voor het eigen pensioen: alle premie die namens die deelnemer is betaald (plus het rendement), is het pensioen dat voor de individuele pensioendeelnemer beschikbaar is.
  • Het verdelen van de grote pensioenpotten naar individuele potjes, is de grote uitdaging van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit zogeheten ‘invaren’ van alle huidige pensioenaanspraken en -rechten gebeurt zonder instemming van de individuele pensioendeelnemers. En het is vooraf niet duidelijk dat dit invaren voor iedere deelnemer ook positief uitpakt. Het vergt heel veel rekenwerk door deskundigen en de inzet van IT’ers om het invaren te laten slagen. Sociale partners en pensioenfondsbesturen moeten hier samen zien uit te komen.
  • De afgelopen jaren gingen de meeste pensioenen niet of nauwelijks omhoog. Dat komt voor een deel omdat de huidige pensioenen min of meer gegarandeerd zijn. Om dat te realiseren, moeten de pensioenuitvoerders grote buffers voor slechte tijden aanhouden. Dat geld kan daardoor niet renderen en is dus niet beschikbaar voor de pensioenopbouw. In het nieuwe stelsel komt dat geld vrij en kan voor het rendement van de individuele pensioenpotten worden gebruikt.
  • In het nieuwe pensioenstelsel kunnen pensioenuitvoerders de opbrengst van hun beleggingen sneller gebruiken om de pensioenen te verhogen. Omgekeerd werkt het ook: als het flink tegenzit, kunnen de pensioenen ook omlaag. Die stijging of daling zal wel geleidelijk gaan. Om scherpe dalingen op te vangen reserveren pensioenuitvoerders daar opnieuw weer geld voor, maar die buffer is veel kleiner dan nu.
  • Het wordt mogelijk om bij pensionering 10% van je pensioen in één keer op te nemen, bijvoorbeeld voor het afbetalen van de hypotheek. Als je daarvoor kiest, gaat de pensioenuitkering per maand uiteraard wel omlaag, omdat er dan een deel uit de pensioenpot is gehaald.
  • Het partnerpensioen bij overlijden van de werknemer is nu erg rommelig geregeld en kan soms flink tegenvallen. In het nieuwe stelsel bedraagt het partnerpensioen maximaal 50% van het salaris, maar het mag lager zijn. Er wordt geen rekening meer gehouden het inbouwen van de AOW; dat pakt gunstig uit voor mensen met een lager inkomen. De hoogte van het partnerpensioen is straks ook niet meer afhankelijk zijn van het aantal dienstjaren bij de werkgever.
  • Het wezenpensioen hangt straks ook niet meer af van het aantal dienstjaren, maar zal maximaal 20% zijn van het salaris. Als beide ouders zijn overleden, krijgt het kind het dubbele percentage uitgekeerd. Dit is veel beter dan de huidige situatie, waarin het kind maximaal 20% van het partnetpensioen kan krijgen. Het wezenpensioen eindigt altijd op 25-jarige leeftijd en er gelden geen voorwaarden meer, zoals het volgen van een studie.
  • Zelfstandigen mogen meer pensioen opbouwen. De fiscale jaarruimte gaat daarvoor naar 30 procent. Omdat de franchise ook wordt verhoogd, komt de maximale jaarruimte nu neer op € 33.747. Een pensioengat mag straks over een periode van 10 jaar worden gedicht. Bovendien kan straks in de derde pijler tot vijf jaar na AOW-leeftijd fiscaal vriendelijk worden gespaard voor het pensioen, dat stopt nu nog als de pensioenleeftijd is bereikt.
  • Pensioenfondsen mogen experimenteren om zelfstandigen in hun branche toe te laten tot het pensioenfonds.
  • Hoewel het niet zo veel met pensioen te maken heeft, is in de pensioenwet toch geregeld dat zzp’ers straks premie gaan betalen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering (AOV). Dat vergt nog wel veel denkwerk over de invoering, die waarschijnlijk in handen komt van UWV. Verwachte invoeringsdatum is 2028.

 

MIS NIKS: Abonneer je op de gratis Personeelsnet-nieuwsbrief

Doorsturen:

Neem een abonnement en download meer dan 300 actuele HR-instrumenten

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?