Regionale verschillen zijn er weer, maar blijven klein.

De arbeidsmarkt functioneert in Nederland vooral op nationaal niveau. Zowel in vergelijking met andere landen, als in vergelijking met conjuncturele schommelingen, is het regionale karakter van de arbeidsmarkt beperkt. Dit concludeert het Centraal Planbureau.

In het noorden was de werkloosheid in de afgelopen vijftien jaar twee à drie procentpunten hoger dan in de rest van het land. In 2003 lag de werkloosheid hier bijvoorbeeld iets onder de 7 procent, tegen ongeveer 5 procent in de andere landsdelen. Hoewel er in de jaren zeventig wat verschuivingen zijn opgetreden, was de ontwikkeling van de werkloosheid vanaf de tweede helft van de jaren tachtig in alle regio’s vrijwel identiek.

Deze regionale variatie is klein in vergelijking met schommelingen in de economie: in de afgelopen decennia fluctueerde de nationale werkloosheid tussen de 3 en de 11 procent. Ook is het regionale karakter beperkt in internationaal perspectief: binnen de OESO zijn alleen de regionale werkloosheidsverschillen in Noorwegen en Ierland kleiner.

Verschillen tussen groepen
Werkloosheidsverschillen zijn relatief groot voor vrouwen, jongeren en lager opgeleiden, terwijl deze verschillen voor hoger opgeleiden bijna helemaal verdwenen zijn tijdens de conjuncturele piek van eind jaren negentig. Het zijn dezelfde groepen - vrouwen, jongeren en lager opgeleiden - die, gemiddeld genomen, ook minder tussen regio’s verhuizen voor een baan. Regionaal arbeidsmarktbeleid kan dus het best gericht worden op deze groepen.