Game-based learning is in opkomst, ook bij bedrijven die werknemers willen trainen. Het leren met spelelementen kan kennis beter overbrengen omdat studenten daarmee vaardigheden op een speelse manier kunnen oefenen. En omdat leren daarmee aantrekkelijker wordt, maken ook meer mensen hun cursus of training af. Dat is een pluspunt als medewerkers voor hun werk voortdurend moeten blijven bijleren. Maar uit onderzoek blijkt nu, dat game-based learning niet voor alle medewerkers even geschikt is.
Arts-onderzoeker Anne van Gaalen promoveert vandaag tot doctor aan de Rijksuniversiteit Groningen met zijn proefschrift over de toepassing van game-based learning in het medisch onderwijs.
Naast zijn onderzoek als promovendus, werkt Van Gaalen overigens ook als arts bij arbodienst Arboned.
Spelelementen om leren aantrekkelijk te maken
Game-based learning is het gebruik van spelelementen om leren aantrekkelijker te maken en mensen te stimuleren om te blijven leren. In het dagelijks leven vinden we dergelijke spelelementen terug in de vorm van smileys als je de juiste snelheid rijdt, of sterren in apps om een taal te leren. Dat lijkt ideaal, want hoe langer je leert, hoe beter het resultaat.
In zijn promotieonderzoek heeft Van Gaalen onderzocht of het mogelijk is, om spelelementen in een training te ontwikkelen die geschikt zijn voor iedereen. Hij ontdekte dat er 5 verschillende spelertypes zijn:
Elk van deze spelerstypes heeft zijn eigen voorkeuren als het gaat om sociale interacties en het behalen van doelen binnen een game. Hieruit is een classificatie van vaardigheden ontstaan, die is getest op bijna alle medische universiteiten in Nederland.
Game-based learning niet voor alle spelertypes geschikt
De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is, dat geneeskundestudenten voornamelijk sociaal georiënteerde spelers zijn. Maar het meeste op games gebaseerde lesmateriaal, sluit helemaal niet aan op de leerbehoeften van deze categorie studenten.
Van Gaalen kraakt hiermee een kritische noot en waarschuwt om game-based learning niet zomaar overal in te zetten. Als het wordt ingezet, moeten eerst goed worden geanalyseerd of deze vorm van opleiden al dan niet past bij de vaardigheden, competenties en leerbehoeften van de studenten.