Sociale innovatie blijkt goed voor de bedrijfsresultaten, maar de groei is er een beetje uit. Dat is jammer, omdat zowel de organisatie als werknemers profijt hebben van sociale innovatie.
De mate waarin Nederlandse organisaties actief zijn op het terrein van sociale innovatie is in 2010 ten opzichte van 2008 weinig veranderd, blijkt uit een analyse van TNO na een analyse van de resultaten van Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) 2008 en 2010.
Flexibel werken in kleine organisaties
TNO heeft gekeken naar vier deelaspecten van sociale innovatie: strategische oriëntatie, slimmer organiseren, flexibel werken en product-marktverbetering. Ongeveer 10 procent van de organisaties is koploper op het gebeid van sociale innovatie. Zij maken vooral veel werk van strategische oriëntatie en product-marktverbetering.
Kleinere organisaties leggen zich vaker toe op flexibel werken, terwijl grotere organisaties meer het accent leggen op strategische oriëntatie en slimmer organiseren. Sociaal-innovatieve organisaties zitten naar verhouding vaak in de zakelijke en financiële dienstverlening en weinig in de bouwnijverheid en de overheid.
Voorsprong door HRM
Uit de analyses van TNO komt naar voren dat slimmer organiseren, vergeleken met 2008, in 2010 steeds belangrijker wordt bij het bepalen van de organisatieprestaties. Product-marktverbetering blijkt de belangrijkste aanjager achter innovatiepraktijken.
Verder rapporteren sociaal-innovatieve organisaties betere organisatieprestaties dan niet sociaal-innovatieve organisaties. De koploperorganisaties vertonen een voorsprong op tal van terreinen op het gebied van HRM vergeleken met de niet-sociaal innovatieve organisaties.