Vrouwen werken meer, maar deeltijd blijft het streven

Betaald werk is voor vrouwen belangrijk en de zorg voor het gezin is daarbij geen belemmering meer. Toch streven vrouwen er niet naar om voltijd aan het werk te gaan. Drie dagen werken, dat vinden ze ideaal.

Van een gelijke taakverdeling in het huishouden komt weinig terecht. Paren maken daar ook nauwelijks afspraken over: 40% heeft dat zelfs nooit gedaan. Driekwart van de vrouwen werkt in deeltijdbanen en beschouwt het eigen inkomen als aanvullend op dat van hun partner. Ondanks de kleine banen die vrouwen vervullen, is de arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid van vrouwen wel verder toegenomen.

Dat valt op te maken uit de Emancipatiemonitor 2010 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het CBS. De monitor is opgesteld in opdracht van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Doel is een beeld te geven van de stand van zaken in het emancipatieproces.

Arbeidsdeelname vrouwen flink gestegen
Vanaf 2005 steeg de arbeidsdeelname van vrouwen fors: van 54% in 2005 tot 60% in 2009. Uit de nieuwste cijfers blijkt dat ook in 2010 de arbeidsdeelname van vrouwen op 60% uitkomt. Dat is wel lager dan het streefcijfer van 65% zoals dat is vastgelegd in het emancipatiebeleid van de overheid.

Maar positief is dat de arbeidsdeelname van vrouwen tijdens de economische crisis niet is gedaald. Bij mannen was dat anders, want daar daalde de arbeidsdeelname tijdens de crisis met 2 procentpunt tot 74% in 2010.

Meer vrouwen zijn economisch zelfstandig
Tussen de 15 en 65 jaar is 48% van de vrouwen en 69% van de mannen ‘economisch zelfstandig’. Dat wil zeggen dat men door betaald werk minimaal een inkomen op bijstandsniveau heeft.

Dat er minder vrouwen economisch zelfstandig zijn, ligt vooral aan het hoge deeltijdpercentage onder vrouwen. In geen enkel ander land in de Europese Unie wordt er door vrouwen zoveel in deeltijd gewerkt als in Nederland (74%). Desondanks zijn er toch flink meer vrouwen economisch zelfstandig geworden: in 2005 was het aandeel bij vrouwen nog maar 42%.

Werk en gezin
Deeltijd is in Nederland bijna onlosmakelijk verbonden met vrouwen, en heeft niet alleen te maken met de zorg voor kinderen. Want ruim de helft van de vrouwen werkt voor de geboorte van het eerste kind al in deeltijd, namelijk minder dan 35 uur per week.

Positief is wel dat na de geboorte van de kinderen steeds meer moeders evenveel uren blijven werken. Steeds minder vrouwen stoppen met werken of brengen hun arbeidsduur terug na de geboorte van hun eerste kind. Het aandeel moeders met jonge kinderen dat economisch zelfstandig is, is daardoor ook flink gestegen: van 39% in 2000 naar ruim 55% in 2009.

Moeders werken drie dagen per week
Een grote meerderheid van de vrouwen en mannen vindt betaald werk belangrijk vanwege de eigen ontwikkeling en de contacten met anderen. Minder dan mannen, vinden vrouwen werk belangrijk om daarmee in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Ook voelen ze minder de financiële noodzaak om te werken.

De meerderheid van de bevolking vindt voor moeders een baan van hooguit drie dagen per week ideaal. Voor vaders wordt een baan van vier of vijf dagen als wenselijk gezien. Ook vindt ongeveer 50% van de mannen en bijna 30% van de vrouwen dat een vrouw geschikter is om kleine kinderen op te voeden dan een man.

Vrouwen verdienen nog steeds minder
In 2009 verdienden vrouwen gemiddeld 80% van het bruto-uurloon van mannen, in 2006 was dat 79%. Een deel van de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen is te verklaren uit verschillen in onder meer werkervaring, beroepsniveau, opleiding en leidinggeven.

Maar ook als daar rekening mee wordt gehouden, blijft er een loonverschil over van 9% in het bedrijfsleven en 8% in overheidssectoren. Beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen beginnen al bij de start op de arbeidsmarkt. Vrouwen met een voltijdbaan verdienen direct na het verlaten van het mbo al minder dan mannelijke voltijders met een diploma in dezelfde sector.

Meer vrouwen in management- en topfuncties
Het aandeel vrouwen in hogere en wetenschappelijke managementfuncties is gestegen van 24% in 2003 naar 28% in 2009. Ook in topfuncties is het aandeel vrouwen in sommige sectoren gegroeid. In de top van de 100 grootste bedrijven in Nederland nam het aandeel vrouwen toe van 7% in 2007 naar 9% in 2009.

Bij de rijksoverheid was sprake van een forse stijging van het aandeel vrouwen onder hoge en topambtenaren: van 20% in 2008 tot 26% in 2010. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren is gestegen tot 12% in 2009.
Doorsturen:

Neem een abonnement en download 460 exclusieve vakartikelen en 311 actuele HR-instrumenten!

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?