Wie dronken op het werk verschijnt, kan ‘ernstig verwijtbaar handelen’ worden aangerekend. Als het dan tot ontslag op staande voet komt, mag een transitievergoeding achterwege blijven, zelfs als er geen sluitend bewijs is. Dat blijkt uit jurisprudentie over een opmerkelijke zaak, meldt arbeidsrechtadvocaat Pierre van Geffen.
De kantonrechter in Maastricht boog zich recentelijk over een zaak waarbij een monteur op staande voet werd ontslagen omdat hij dronken op het werk was verschenen. De kantonrechter oordeelde dat de monteur daarmee ernstig verwijtbaar handelde. Op een transitievergoeding kon hij dan ook geen aanspraak maken. Een opmerkelijke zaak, zo legt arbeidsrechtadvocaat Pierre van Geffen (foto) uit.
De zaak
Werkgever heeft de monteur op 13 juni 2016 op staande voet ontslagen. Als reden daarvoor voert de werkgever aan dat de monteur meerdere malen onder invloed van alcohol op het werk is verschenen. Als klap op de vuurpijl is de werknemer ook nog eens zonder goede reden een dag geheel niet op het werk verschenen.
De monteur herkent zich niet in de beschuldigingen van zijn werkgever. Hij betwist dat hij dronken op het werk is verschenen. Hij verzoekt de kantonrechter dan ook om hem de transitievergoeding toe te kennen. Daar meent hij recht op te hebben, nu als hoofdregel geldt dat iedere werknemer na een dienstverband van 2 jaar of langer, bij ontslag aanspraak kan maken op de transitievergoeding.
De werkgever in kwestie stelt dat er geen verplichting is om de transitievergoeding te betalen. Volgens de werkgever geldt hier de uitzondering op de hoofdregel: bij ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer is de transitievergoeding niet verschuldigd. Dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, is volgens de werkgever overduidelijk: de monteur is dronken op het werk verschenen.
Uitspraak
De kantonrechter gaat allereerst na of de monteur daadwerkelijk dronken op de werkvloer is verschenen. Werkgever heeft 2 getuigenverklaringen overlegd: een verklaring van de zoon van de directeur en een verklaring van de echtgenote van de directeur. De 2 getuigen verklaren dat de monteur een alcoholprobleem heeft. Ook heeft de zoon van de directeur op de bewuste dag een sterke alcoholgeur bij de monteur waargenomen.
De kantonrechter overweegt dat de monteur de beschuldigingen onvoldoende heeft weerlegd. De monteur heeft slechts simpelweg ontkend dat hij onder invloed van alcohol op het werk was verschenen. Zo komt de kantonrechter tot het oordeel dat de monteur ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en géén aanspraak kan maken op de transitievergoeding.
Opmerkelijk
Het oordeel van de kantonrechter te Maastricht is vooral opmerkelijk, vanwege de grote waarde die wordt gehecht aan de getuigenverklaringen. In aanmerking genomen dat de verklaringen zijn afgelegd door de zoon en de echtgenote van de directeur, stapt de kantonrechter snel over de ontkenning van het alcoholgebruik door de werknemer heen. Sluitend bewijs, dat de monteur daadwerkelijk onder de invloed van alcohol verkeerde, blijkt voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet niet noodzakelijk.
Vragen?
Heeft u vragen over het bovenstaande? Of heeft u met een vergelijkbaar geval te maken? Neemt u dan eens vrijblijvend contact op met arbeidsrechtspecialist Pierre van Geffen, werkzaam als advocaat bij Joosten Advocaten, gevestigd te Amsterdam en Utrecht. U kunt hem bereiken via 020 – 330 79 50 of via e-mail: vangeffen@joostenadvocaten.nl. Pierre van Geffen is ook te volgen via LinkedIn.