In 9 stappen gaat de AOW-leeftijd naar 67 jaar in 2021

De AOW-leeftijd gaat in 9 stappen definitief naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Deze versnelling is afgesproken in het Regeerakkoord. Opmerkelijk is dat de geleidelijke verhoging al gaande is, maar nu pas in een wet wordt vastgelegd.

Het Wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd is volgens het kabinet nodig omdat mensen steeds ouder worden en daarom langer een AOW-uitkering nodig hebben. Tegenover steeds meer ouderen staan minder werkende jongeren. En juist alle werkenden brengen de premies op om de ouderen AOW uit te betalen. Door de AOW-leeftijd versneld te verhogen blijft de AOW houdbaar als belangrijke basisvoorziening voor iedereen.

In 9 stappen naar een hogere AOW-leeftijd
De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. De verhoging vindt plaats volgens onderstaand tijdspad:

Verhoging in

Verhoging in maanden

AOW-leeftijd

Betreft personen geboren:

2013

1

65 + 1 maand

na 31 december 1947 en voor 1 december 1948

2014

1

65 + 2 maanden

na 30 november 1948 en voor 1 november 1949

2015

1

65 + 3 maanden

na 31 oktober 1949 en voor 1 oktober 1950

2016

3

65 + 6 maanden

na 30 september 1950 en voor 1 juli 1951

2017

3

65 + 9 maanden

na 30 juni 1951 en voor 1 april 1952

2018

3

66

na 31 maart 1952 en voor 1 januari 1953

2019

4

66 + 4 maanden

na 31 december 1952 en voor 1 september 1953

2020

4

66 + 8 maanden

na 31 augustus 1953 en voor 1 mei 1954

2021

4

67

na 30 april 1954 en voor 1 januari 1955

Overbruggingsregeling
Voor mensen met een lager inkomen geldt een tijdelijke overbruggingsregeling voor mensen die vòòr 1 januari 2013 al deelnamen aan een VUT of prepensioen of vergelijkbare regeling. Deze regeling biedt  mensen die geen of te weinig (gezamenlijk) inkomen hebben in de periode tussen 65 jaar en de verhoogde AOW-leeftijd ter overbrugging een uitkering op minimumniveau.

Voor alleenstaanden is de  inkomensgrens tot 200% van het wettelijk minimumloon (WML). Dat is een bruto maandbedrag van 2971,20 euro. Voor samenwonenden geldt een gezamenlijk inkomensgrens van 300 % van het WML. Dat is een bruto maandbedrag van 4456,80.

MIS NIKS MEER: Schrijf je hier in voor de gratis HR-nieuwsbrief

Doorsturen:

Neem een abonnement en download 280 actuele HR-instrumenten

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?